Toen we de juiste schaalgrootte nog kenden

Een van de thema’s op deze website is: overheid en bedrijven, beteugel je onbesuisde streven naar schaalvergroting.

Immers, hoe groter de schaal, hoe groter het risico dat misbruik en wantrouwen in de plaatsToezicht explosie treden van integriteit en identificatie met de gemeenschap.

Dan is de vraag of de nadelen van schaalgrootte wel tegen de voordelen opwegen. Dan stapelt zich toezicht op toezicht, met als gevolg:

  • afnemende effectiviteit ervan
  • en exploderende overhead voor compliancy en controle

Private sector

Waarbij loodzware eisen als aanjager van schaalgrootte in de markt gaan fungeren. Immers de controle-overhead is alleen nog te dragen door …

… groot, Groter, GROOTST

Sta er bijvoorbeeld eens bij stil hoe haalbaar het in deze tijd is, om opnieuw een lokale bank- of verzekeringscoöperatie op te richten. En zet dat af tegen de consequenties van steeds heftiger compliancy-eisen: een nòg monopolistischer wordende financiële sector.

Dat ons openbaar bestuur dit probleem nog altijd niet begrijpt, komt niet alleen tot uiting in huizenhoge compliancy-eisen, van het type ‘one size fits all’.

Publieke sectorPlastkerk

Het is ook zichtbaar in de voortgaande golf aan gemeentelijke fusies. Niet het gegeven dat er samengewerkt of samengevoegd wordt is fout. Maar de voortvarende (soms lijkt het blinde) wijze waarop schaalvergroting wordt bepleit en doorgevoerd.

Provincies ontsprongen Plastkerk’s dans. Slechts om hun druk op gemeenten te verhogen. Waarbij het niet op waarde geschat wordt dat maatschappelijke weerstand op de loer ligt. Je zou zeggen dat dit nu toch ook onder bestuurlijke stolpen  helder is:  vergroting van wantrouwen bij burgers is in deze tijd uiterst riskant.

Hoe moet het dan wel?

jaknikkerHistorische les

Een prachtig beeld van hoe juiste schaalgrootte in de praktijk werkt, wordt gegeven in de Andere Tijden uitzending over de twee-eenheid van Schoonebeek en de NAM.

Waar nu hevige spanningen heersen rond de NAM, functioneerde dit bedrijf eind 40-er jaren in een symbiose met het dorp Schoonebeek. Een symbiose die zelfs stand hield toen er een heftig, ecologisch incident optrad, waarbij het hele dorp met olie werd besmeurd.

De vraag is: vluchten we slechts vooruit? Of leren we van de geschiedenis, zodat we eindelijk vaardig worden om voor elke activiteit de juiste schaalgrootte te bepalen?

 

4 reacties op “Toen we de juiste schaalgrootte nog kenden

  1. Ik heb al meer dan 30 jaar geleden zelf, zonder overheid, als burger, onderzoek gedaan naar de juiste schaalgrootte. Dat kon ik met hulp van mijn achtergrondkennis op gebied van archeologie, volkenkunde, tegenwoordig culturele antropologie geheten, en kennis van vroegere andere soorten economie. Onze politici van tegenwoordig stellen het altijd voor alsof er maar een enkele soort economie bestaat, de doorgeslagen individueel- commerciële economie. Dat is een vals beeld, want vroeger, voor WOII, bestonden er overal in Europa, in de landelijke afgelegen gebieden, nog dorpen buiten bereik van de politieke bureaucratie, die economisch nog geheel zelfstandig waren en die een schaalgrootte van rond de 1000 personen combineerden met een zelfvoorzieningseconomie, waarin men vrijwel alles zelf produceerde wat in een mensenleven nodig is. Met overproductie werd via ruil verkregen wat men niet zelf kon maken. Geld was vrijwel niet in omloop.
    Maar ja, deze economie buiten de politieke bureaucratie en buiten de banken om was niet gewenst en moest dus verdwijnen. Hetgeen geschiedde. Dank u wel VVD, CDA, PvdA en D’66.
    Maar een schaalgrootte van rond de 1000 volwassenen is genoeg. Mits op een aaneengesloten stuk grond georganiseerd, en die grond moet dan wel gezamenlijk eigendom zijn van een Coöperatie zonder winstdoel. Dus geen doorgeslagen individuele commercie, juist het tegenovergestelde. Coöperatie betekent samenwerken, in dit geval ook samenwonen en samenleven op hetzelfde stuk grond.
    Samenwerken en leven, zonder huur of hypotheek, in gebouwen en woningen die gezamenlijk eigendom zijn. Alles kan door elke inwoner worden gebruikt zonder kosten, want in een systeem van gezamenlijk eigendom en gezamenlijke productie zijn die er niet. De basis is vooral hergebruik van materialen oftewel recycling.
    Nieuw kopen is uitzondering. Energie wordt zelf opgewekt.

    Wat er dus eerst moet komen is een Coöperatie. Oftewel een Vereniging zonder winstdoel, met contributie, waar iedereen lid van kan worden. Gezocht: minimaal 15 personen als medeoprichter.

    1. Dank voor een waardevolle reactie. Zelf woon ik op -wat dit betreft- historische grond: de Hilversumse Meent. Dit was voorheen gezamenlijk eigendom van de Gooische boeren, genaamd de erfgooiers. Een concept zoals je beschrijft, wat eeuwenlang naar tevredenheid heeft gefunctioneerd. Je verwijst naar onderzoek. Kun je referenties geven voor de bezoekers van deze site, die meer willen weten over wetenschappelijk gefundeerde info over het vaststellen van de juiste schaalgrootte van een willekeurige activiteit, a.d.h.v. concrete criteria? Sommige dingen kunnen alleen grootschalig (denk aan vliegtuigindustrie), maar heel veel kan beter terug naar de menselijke maat zoals ook jij beschrijft.

  2. Wetenschappelijk onderzoek naar dingen die meer dan 1000 jaar overal in Europa en ook in wat we noemen de Derde Wereld normaal was, is een beetje vragen naar de bekende weg. Kennis van samenlevingen vroeger, voor de commercie toesloeg is nodig.
    Die kennis is niet eenvoudig te vinden. De informatie daarover ook niet. Die zit verwerkt in geschiedenisboeken en in sociologieboeken. Maar ook in boeken over ethnologie, tegenwoordig antropologie. Heb ik ook gestudeerd, als hobby dan.

    In de economieboeken wordt uitgegaan van het idee dat er maar EEN soort economie is, nl geld-economie. Dat dat niet klopt, daar kom je alleen achter door archeologie te studeren, en dan meer diepgaand als alleen de gebouwen, schilderingen en potten, kleding etc.
    Duizenden jaren lang was er helemaal geen geld-economie, alleen ruil- en voorraad-economie. Die term kom je in de moderne economie-boeken al lang niet meer tegen.

    Tot in de jaren ’70 van de vorige eeuw waren er in talrijke afgelegen gebieden in Europa, meestal in de hoger gelegen delen, nog volledig zelfstandige dorpen, schaalgrootte niet meer dan 1000 volwassenen, met een multifunctionele zelfvoorzienings-economie.
    In Portugal, Spanje, Italie, Zwitserland en Oostenrijk. Zij produceerden vrijwel alles voor eigen gebruik, binnen hun schaal uiteraard. Voedsel in alle soorten, maar ook bouwmateriaal, dat ook gebruikt werd om zelf karren etc te maken.
    Materiaal van ijzer etc per stuk werd door de smid gemaakt. Er was een eigen houtzagerij, timmermanswerkplaats etc. Wol werd zelf verwerkt, en het vee uiteraard zelf ook.

    In een dergelijke zelfvoorzienende samenleving kwam industriële serieproductie natuurlijk niet voor, die was ook niet nodig. Want daar is geld voor nodig, en dat was daar niet in omloop
    Zeldzame zaken die van buiten moesten komen, zoals glas voor ruiten etc werden geruild met overproductie, bv fruit, of vlees. Idem voor geneesmiddelen.

    In deze zelfbesturende samenlevingen was er ‘boven’ geen overheid die regeerde met een systeem van bureaucratische geboden, verboden, verplichtingen en belastingen.
    Vooral dat laatste was een stimulans voor de overheden om deze laatste zelfbesturende dorpen de nek om te draaien. Hetgeen geschiedde.

    Ik heb zelf in de jaren 50 van de vorige eeuw nog als klein manneke van 13 2 zomers mogen logeren in een toen nog zelfbesturend en grotendeels zelfvoorzienenend gehucht van een stuk of 20 grotere boerderijen , alles bij elkaar amper 100 personen.
    Dat was toen al uit elkaar aan het vallen, want door het Verdrag van Rome en de Landbouwpolitiek van van Mansholt werden de boeren gedwongen ondernemers te worden, en ze moesten bij de Boerenleenbank grote bedragen geld gaan lenen om landbouwmachines te kopen. Want die achterlijke zelfvoorziening moest vervangen worden door produceren voor de wereldmarkt.
    De gevolgen daarvan weten we inmiddels.

    Maar er waren ook zelfvoorzienende systemen met een juridische basis, die niet zomaar door de overheid kapot kon worden gemaakt.
    Dat waren de Abdijen. Onder de religieuze buitenkant zit altijd een economisch model, gebaseerd op zo groot mogelijke zelfvoorziening. Dat model is al zeer oud, want het Abdijmodel zelf is dat ook. Er zijn talrijke Abdijen gesticht in de 12e en 13e eeuw, zoals de nog steeds bestaande Norbertijnen-abdij in Postel, ook die in Averbode.
    De Norbertinessen in Catharina-dal in Oosterhout bestaan ook al zolang.
    De oudste Abdij is gesticht in Zwitserland rondom het jaar 500. Kort na de val van het Romeinse Rijk.
    Dat de Abdijen en kloosters zolang kunnen blijven bestaan is te danken aan hun juridische basis. Een Vereniging, soms gecombineerd met een Stichting.
    Individueel bezit kan altijd op een of andere manier door de Overheid worden afgepakt. Maar gezamenlijk bezit zonder schulden ( dat is altijd de beslissende voorwaarde .!!!) kan nooit worden afgepakt.
    De zelfvoorzienende dorpen hadden geen juridische basis en dat werd hen fataal.

    De meeste Abdijen hadden niet meer dan 100 leden, maar hadden dan voor het vele werk dan wel hulp van lekenbroeders en vrijwilligers van buiten.
    Werk was er altijd genoeg . !

    Tegenwoordig zijn de technische mogelijkheden veel groter dan vroeger. Ook die kan worden gebruikt om uit talrijk afval van de welvaartsmaatschappij weer bruikbare zaken te maken, bv via gebruik van 3D-printers.

    Als iedereen woont op hetzelfde terrein en daar ook werkt, heb je geen auto meer nodig om naar je werk te gaan. Je kunt met de fiets of soms zelfs te voet.
    En electriciteit kun je ook zelf opwekken.
    Met een eigen pomp om water op te pompen, zoals Abdijen vaak nog hebben, heb je ook geen Drinkwaterbedrijf meer nodig.
    Ik heb zelf vroeger nog een soort boerderij gehad met een eigen waterput. Smaakte heerlijk dat boerenwater.

    Maar het weer opstarten van systemen voor zelfvoorziening wordt vrijwel onmogelijk gemaakt door de Bestemmingsplannen. Daarin is alleen ruimte voor commercie, niet voor iets anders. Pff.

  3. In aanvulling op dit zeer gewaardeerde, inhoudelijke betoog over de historie rond de menselijke maat en hoe kleinschaligheid werd verpletterd onder rücksichtloze opschaling:

    Het is te hopen dat we niet uitsluitend uit het (verre) verleden hoeven te leren. Juist ook als reactie op in het hier en nu gebleken nadelen van grenzeloze grootschaligheid, zijn veel mensen zelfstandig tot andere inzichten gekomen. Ze hebben gemerkt dat ze aardig misleid zijn door onze leiders, media, commercie, een ‘wetenschap’ als economie etc.

    Een deel grijpt dan naar de romantiek ’terug naar vroeger’. Dan zullen we afscheid moeten nemen van veel prima zaken, die juist mogelijk zijn geworden doordat grootschaligheid ook diepe specialisatie en vooruitgang heeft gebracht. Denk alleen maar aan de medische vooruitgang.

    Zal de kunst niet juist zijn om een nieuwe balans te vinden? Eentje waarbij we de vruchten van grootschaligheid en die van kleinschaligheid plukken, daar waar dat van toepassing is?

    Wat we daarvoor moeten leren -naast zuiver, zelfstandig denken: hoe zaken op de juiste schaal te organiseren. Daarvoor zijn deugdelijke criteria nodig. Daarmee kunnen we de ‘opschalings-zwanenzang’ vervangen door een meer rationele benadering. We kunnen dan onderbouwde beslissingen nemen over hoe we dingen organiseren en beheersbaar houden.

    Zou het niet fijn zijn als de wetenschap hier veel meer aandacht aan zou besteden? Nu is er vrijwel niets over te vinden wat werkelijk hout snijdt.

    Daarnaast is het nodig dat wij als burgers en klanten, actief tegenspel bieden aan het blijkbaar ‘natuurlijk streven’ van bestuurders e.d. naar groter en verder weg! Hoe dat kan is elders op deze site te vinden: onder het tabblad ‘wat kunnen wij zelf?’

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *