Een van de gevaren voor onze democratie, meermaals gesignaleerd op deze website, is dat de invloed van kiezers op politieke besluitvorming verre overstemd wordt door die van professionele lobby-organisaties. Zowel in Den Haag als in Brussel.
Wat nòg erger is, zijn de diverse vormen waarin onze politici zich bezondigen aan belangenverstrengeling. Soms schaamteloos open, vaker stiekem verborgen.
Zelfs in onze senaat, die we toch bij uitstek inhuren om te waarborgen dat politieke besluitvorming in laatste instantie afgewogen gebeurt.
Nu is het zijn van eerste kamerlid per definitie een parttime baan. Dat men ernaast andere werkzaamheden heeft, is dus niet heel gek. Het kàn zelfs een voordeel zijn als zo’n eerste kamerlid ‘midden in de samenleving staat’ (hoewel je dat met de gebruikelijke commissariaten of bestuurszetels niet echt kunt zeggen).
Maar er zijn wat mitsen:
- Het moet volkomen helder zijn welke bijbaantjes men dan wel heeft.
- Men mag zich nooit of te nimmer roeren rond een onderwerp wat de belangenwereld van de bijbaan raakt, laat staan dat men erover zou meestemmen.
- En eigenlijk zouden de organisaties waarmee men verbonden is, niet moeten indruisen tegen de ethiek die kiezers van hun openbaar bestuur verwachten.
Wie controleert dit alles? Nou gewoon: de senaat zelf.
Is dan gek dat elk van deze integriteitsregels met voeten getreden wordt? Niet als uitzondering, maar gewoon als deel van de heersende werkcultuur.
Wil je weten hoe dat werkt? En hoe zelfs Brussel zich stoort aan dit soort Nederlandse praktijken? Kijk dan dit fragment van Lubach op zondag.